Met de vaststelling van de Kadernota 2016-2019 is ervan uitgegaan dat er bij de inkomsten geen andere dan autonome tariefsverhogingen zullen plaatsvinden. Als zodanig is bij de belastingen in het algemeen sprake van een gemiddelde verhoging van 2% (de algemene prijsindex) ten opzichte van 2015.

Vergelijking overige gemeenten. Net als in 2015 betalen Eindhovenaren in 2016, in vergelijking met 34 andere grote gemeenten, minder dan gemiddeld aan woonlasten (onroerendezaakbelastingen, rioolheffing en reinigingsheffing). Dit is te lezen in het rapport Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2016 van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere overheden (COELO). Van de 35 deelnemende gemeenten zijn er 4 met lagere gemiddelde woonlasten. In de deelnemende gemeenten wordt gemiddeld € 679 betaald. Dit is in Eindhoven € 595.

De voorwaarden voor het verlenen van kwijtschelding van belastingen en heffingen zijn geregeld in de Invorderingswet 1990 (www.wetten.overheid.nl). De beleidsmatige regeling is beschreven in de Leidraad Invordering (www.eindhoven.nl/belastingen onder de titel ‘Meer informatie’). Met het vaststellen van de verordeningen Gemeentelijke Belastingen en Rechten 2016 worden de definitieve tarieven vastgesteld.

Met de vaststelling van de Kadernota 2016-2019 is ervan uitgegaan dat er bij de inkomsten geen andere dan autonome verhogingen zullen plaatsvinden. De percentages zijn voor de duur van de bestuursperiode vastgelegd en de ontwikkelingen hebben geen aanleiding gegeven om de indexering voor 2016 aan te passen. De woonlasten in Eindhoven behoren tot de laagste van de grote gemeenten. Dat is nog steeds het geval. We sturen op het totaal van de woonlasten (de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolrechten). Dit totaal is niet meer gestegen dan trendmatig (2%).Bij de onroerendezaakbelastingen is de herwaardering ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van belang. Deze WOZ-waarde wordt jaarlijks vastgesteld. Voor belastingjaar 2016 ging het daarbij om de waarde naar peildatum 1 januari 2015. De uitkomsten van deze herwaardering zijn mede bepalend voor de tarieven onroerendezaakbelastingen voor 2016. De definitieve tarieven zijn in december 2015 door de raad vastgesteld.

Er is geen andere afwijking dan de gemiddelde verhoging van 2% (de algemene prijsindex) ten opzichte van 2015.

Er is geen andere afwijking dan de gemiddelde verhoging van 2% (de algemene prijsindex) ten opzichte van 2015.

Het tarief toeristenbelasting wordt niet geïndexeerd. De meeropbrengst toeristenbelasting, hoger dan in de begroting opgenomen bedrag, wordt gestort in de reserve Citymarketing, toerisme, recreatie en evenementen.

Er is geen andere afwijking dan de gemiddelde verhoging van 2% (de algemene prijsindex) ten opzichte van 2015.

De begrote opbrengst parkeerbelastingen stijgt ten opzichte van 2015 minimaal door een uitbreiding van het betaald parkeergebied en een verhoging van de hoogte van de naheffingsaanslagen. In de reguliere parkeertarieven en de tarieven voor een parkeervergunning zijn geen wijzigingen ten opzichte van 2015. In het tarievendossier is een nieuw dagtarief toegevoegd van € 20. Dit hoge dagtarief kan worden toegepast in gebieden waar nu alleen met een parkeervergunning geparkeerd mag worden, zoals in de Bergen. Het is wenselijk deze gebieden te betrekken bij het betaald parkeergebied met vergunningen voor bewoners en bedrijven en een hoog dagtarief voor bezoekers, zonder uurtarief. Hiermee ontstaat een eenduidig regime in de hele stad, zonder dat bewoners overlast ondervinden van kortparkeerders. Het landelijke maximumtarief voor de naheffingsaanslag bedraagt € 60. Als onderdeel van de parkeerbelastingverordening wordt ook een kostenonderbouwing van de naheffingsaanslag parkeren toegevoegd. Dit omdat het tarief van de naheffingsaanslag niet meer dan kostendekkend mag zijn.

Algemeen uitgangspunt bij legesheffing is streven naar een zoveel mogelijk kostendekkend tarief met oog voor maatschappelijke effecten.

Reisdocumenten:
Voor wat betreft de reisdocumenten zijn de van Rijkswege vastgestelde tarieven gehanteerd.

Rijbewijzen:
Ook bij de rijbewijzen gaan we uit van een landelijk vastgesteld maximumtarief; dit wordt gehanteerd.

Inlichtingen en overige documenten:
Voor wat betreft de overige producten burgerzaken; voor enkele producten (uittreksels persoonsregister en aanvraag stadspas) zijn de tarieven gedifferentieerd. Dit om de burger te stimuleren om meer via het digitale kanaal aan te vragen.

Leges Bibob:
Een wijziging die voor meerdere vergunningaanvragen geldt, betreft het afschaffen van de leges voor de Bibob-toets. Het Gerechtshof Den Bosch heeft namelijk geoordeeld dat een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd met het oog op de publieke taakuitoefening van de gemeente en dat onderzoek houdt onvoldoende verband met “dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang”. Op grond hiervan is heffing van leges ter zake van Bibob-onderzoek niet mogelijk.

De gemeente mag onder de naam afvalstoffenheffing een belasting heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van de gemeentelijke afvaltaken. Het betreft een zogenaamde bestemmingsbelasting, waarmee alle kosten die de gemeente maakt voor de uitvoering van de afvaltaken worden verhaald op de gebruikers. De opbrengsten van de afvalstoffenheffing mogen de kosten niet overschrijden.
Voor de opstelling van de tariefberekening zijn de kosten geactualiseerd op basis van de begrote investeringen, de vastgestelde begroting 2016 van Cure (inzamelkosten), de aanbestede contracten voor de verwerking van afvalstromen en op de geïndexeerde gemeentelijk kostenposten.
De tarieven afvalstoffenheffing bestaan uit twee componenten. Een vaste kostendeel en een variabele kostendeel. Bij het bepalen van de tarieven is een differentiatie gemaakt naar de samenstelling van het huishouden. Elk huishouden betaalt het vaste kostendeel en het variabele kostendeel wordt naar rato van de grootte van het huishouden bij het vaste kostendeel opgeteld. Achterliggende reden voor deze tariefstructuur is het uitgangspunt van “de vervuiler betaalt”.

Op basis van de actualisatie van het kostendekkingsplan van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2018 zijn voor 2016 de tarieven voor rioolrechten ongewijzigd gebleven en ook niet geïndexeerd.
In de gemeentewet (art. 228a) is geregeld dat de gemeente onder de naam rioolheffing een belasting kan heffen ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. De rioolheffing is een zogenaamde bestemmingsbelasting, waarvan de opbrengsten bestemd zijn voor een bepaald doel. Met deze belasting kunnen alle kosten die de gemeente maakt voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken worden verhaald op de gebruikers. Dit geldt ook voor de kosten die collectief profijt opleveren, zoals het afkoppelen van verhard oppervlak, infiltratie regenwater en klimaatmaatregelen.

De huidige rioolheffing bestaat uit twee belastbare onderdelen:

• een vaste heffing per rioolaansluiting voor de eigenaar, betreft het hebben van een aansluiting op het rioolstelsel;
• een heffing voor het gebruik van de aansluiting op het rioolstelsel die wordt geheven indien een aansluiting meer dan 500 m³ water per jaar verbruikt.

De tarieven van de rioolheffing bedragen:

Vanaf 2015 kan men grafrechten voortaan ook voor 5 jaar afkopen (in plaats van 10 of 20 jaar). Dit betekent nu dat er minder inkomsten binnenkomen. Over 5 jaar wordt dit tekort ingelopen, aangezien er dan opnieuw inkomsten binnenkomen voor deze grafrechten.

In 2016 is reclamebelasting geheven. Het tarief reclamebelasting wordt niet geïndexeerd.
Voor de reclamebelasting is in 2015 de haalbaarheid van een Bedrijven Investeringszone (BIZ) in het centrum van Eindhoven met de partners van het toenmalige ondernemersfonds (onder andere de Stichting Ondernemersfonds Eindhoven Centrum) onderzocht. De opbrengsten van de BIZ vervangen die van de reclamebelasting en worden dan aangewend om het ondernemersfonds van, voor en door de ondernemers van het centrum te voeden om ontwikkelingen een kwaliteitsimpuls te geven en betrokkenheid te vergroten. Het haalbaarheidsonderzoek is op verzoek van de ondernemers uitgebreid met de vastgoedeigenaren in het centrum waardoor de termijnen langer werden. Hierdoor is er voor gekozen om in 2016 ook nog de reclamebelasting te heffen. 2016 is daarom benut voor het raadplegen van alle vastgoedeigenaren en uiteindelijk ook voor de verplichte draagvlakmeting onder alle ondernemers en vastgoedeigenaren. De Wet op de Bedrijveninvesteringszone bepaald immers dat de gemeente die moet organiseren. De draagvlakmeting is (zeer) positief verlopen. Dit betekent dat met ingang van 1 januari 2017 alle circa 2.100 ondernemers en pandeigenaren in Eindhoven Centrum gedurende vijf jaar jaarlijks gaan investeren in extra activiteiten in het centrum. Voor ondernemers komt de BIZ in plaats van de jaarlijkse reclamebelasting.